Veenverhalen.nl

Het Twistveld

Je kunt je het bijna niet voorstellen, maar tussen 1611 en 1773 (ruim 160 jaar!) werd voortdurend strijd gevoerd over een driehoek van 60 hectare tussen Haaksbergen en het hertogdom Gelre langs de grens met het Munsterland. Dat omstreden gebied kreeg de naam Twistveld. Het probleem was dat de grond in Gelderland lag, maar eigendom was van de marken Langelo en Honesch. Om het nog wat gecompliceerder te maken had Rekken het gebruiksrecht.

 Zoals bij elk conflict waren er belangen in het geding. Aan de Haaksbergse kant lag het veen, waar turf gewonnen kon worden. En aan de Rekkense kant was het kleigrond, wat grondstof was voor het bakken van stenen. Natuurlijk speelde een rol wie zijn schapen er mocht laten grazen. Het was een vaak venijnige strijd. Waar leemgrond werd afgegraven, kon geen vee meer grazen. Over en weer zaten de boeren elkaar zoveel mogelijk dwars; zo namen ze elkaars vee en plaggenkarren in beslag die dan verkocht werden of teruggekocht moesten worden. Als er palen werden gezet om grenzen aan te geven, werden die kapotgeslagen of verwijderd.

In 1611 wordt voor de eerste keer een geschil gemeld. Het markenboek van Langelo noteert dat ene ‘Wever te Recken genaamd Geert’ beboet moet worden omdat hij heide en plaggen uit het omstreden Twistveld haalt. Dit soort twisten zullen zich daarna in allerlei vormen blijven voordoen. In 1656 wordt een verdrag gesloten over de markengrens, de provinciegrens en een stuk veengrond in het Twistveld waar Rekkenaren zonder tegenwerking turf kunnen steken. Als bijna een jaar later het verdrag ten uitvoer wordt gebracht door het plaatsen van grenspalen, komt het gelijk tot een harde confrontatie.

 Haaksbergenaren proberen gewapend met ‘roeren, springstokken en schuppen’ de Rekkenaren weg te houden. Weer een jaar later worden nieuwe afspraken gemaakt, waarbij het oude verdrag wordt bevestigd en Haaksbergenaren geen schapen meer zullen hoeden in het Twistveld. En ook worden de posities bepaald van de grenspalen. Maar het blijft onrustig. Pas wanneer Gedeputeerde Staten van ’t Oversticht (voorloper van de provincie Overijssel) en Gelderland zich er mee gaan bemoeien, wordt eindelijk een akkoord bereikt dat daadwerkelijk wordt nageleefd: augustus 1773. Haaksbergen betaalt 750 gulden aan Rekken, waarvoor de boeren afzien van de rechten op het Twistveld, met uitzondering van een klein stukje.

Jurisdictiepaal

Precies op het snijpunt van Gelderland, Overijssel en Duitsland staat een grenspaal die een grote rol speelde bij de gevechten over het Twistveld: de Jurisdictiepaal. Het is een paal van Bentheimer zandsteen met daarin drie wapens gebeiteld: van beide provincies, die tot 1795 soevereine staten waren, en van het vorstbisdom Münster. De term ‘jurisdictie’ betekent ‘rechtsmacht’ en geeft dus aan welke overheid aan welke kant van die paal rechtsbevoegd is. Het jaartal 1773 verwijst naar het jaar waarin de grensscheiding definitief werd vastgelegd en de paal werd geplaatst.

 Het jaartal 1766 op de achterkant herinnert aan de Conventie van Barlo (nabij Winterswijk), waar overeenstemming werd bereikt over de grens. De Jurisdictiepaal is nr.1, zowel voor de grenspalen in de Gelderse als de Overijsselse richting. De paal, met overigens officieel het nummer 832, markeert ook de officiële grensscheiding tussen de gemeenten Haaksbergen en Eibergen (nu gemeente Berkelland). Het is een gemeentelijk monument. Op een plattegrond bij de parkeerplaats aan de Niekerkerweg staat aangegeven waar de Jurisdictiepaal is te vinden.

Drie keer crashte een vliegtuig

Het Haaksbergerveen oogt als een oase van rust, waar men eindeloos ver kan kijken en waar men kan dwalen met een gevoel van ‘alleen op de wereld’. In de Tweede Wereldoorlog lag Haaksbergen onder de aanvliegroute naar het voor de Duitse wapenindustrie zo belangrijke Ruhrgebied.

 De rust in het veen is toen vaak verstoord, in het bijzonder twee keer door neergeschoten vliegtuigen. Dat was het geval in 1942 met een Britse Halifax bommenwerper en in 1945 met een Duitse jager van het type Focke-Wulff. De 7-koppige bemanning van de bommenwerper en de vlieger van de jager kwamen bij deze crashes om het leven. Jaren later, in 1988, verongelukte een F16 van de Koninklijke Luchtmacht. De piloot wist zich met zijn schietstoel in veiligheid te stellen.

 

Halifax bommenwerper

Op vrijdag 28 augustus 1942 om 00.17 uur stortte in het veen tussen de Turfweg en de Veenweg een Halifax bommenwerper neer van het ‘103e Squadron RAF Bomber Command’. Het toestel was een van de 306 vliegtuigen die de avond ervoor om 20.54 uur waren opgestegen van de basis Elshams Wolds in het Engelse Lincolnshire om een bombardement uit te voeren op Kassel in de Duitse deelstaat Hessen. Hierbij gingen 30 toestellen verloren.

 De boven het Haaksbergerveen neergestorte Halifax werd door zoeklichten gelokaliseerd en neergeschoten door een Duitse jachtvlieger van het ‘Nachtjagdgeschäder 1’, dat gelegerd was op de Vliegbasis Twenthe. De zevenkoppige bemanning had in een poging te ontsnappen nog twee bommen afgeworpen boven het veen. Deze kwamen zonder te ontploffen vlakbij de plek neer van de latere Groene Keet.

 

Deze kwamen zonder te ontploffen vlakbij de plek neer van de latere Groene Keet. De blindgangers werden gevonden door de toen 10-jarige Willy ter Hogt, die met zijn vader een zondagse wandeling maakte. Zich van geen gevaar bewust heeft hij er zelfs nog bovenop gezeten. Bij het onschadelijk maken van een van de bommen is er nog een man van de Duitse explosievenopruimingsdienst omgekomen.

De lichamen van de bemanning werden aangetroffen bij de wrakstukken. Veel mensen wilden de plaats des onheils bekijken, maar dat lieten de Duitsers niet toe. Wel hadden ze de zeven gesneuvelden ten aanschouwen van iedereen in de berm van de weg gelegd. De bemanning werd begraven op de Algemene Begraafplaats aan de Weg naar Enschede. Ze bestond uit piloot F.J.R. Frith, navigator E.A.R. Briant, bommenrichter G.H. Wilson, boordmecano W. Duncombe en de radiotelegrafist/schutters B.S. Blundell, J.D. Craig en P.G. Hopkins.

Duits jachtvliegtuig

In het Haaksbergerveen tussen de voormalige Buurserveenweg, Stratersdijk en Veenweg stortte op nieuwjaarsdag 1945 om 10.05 uur een jachtvliegtuig neer. Het was een Duitse Focke-Wulff Fw 190D-9 van de eenheid: 12./JG 54 (Jagdgeschwader 54) en opstijgen om 08:16 uur van Vliegveld Fuerstenau uit de deelstaat Nedersaksen de vlieger, de 22-jarige Aloysius van Hooven geboren in Althof op 8 maart 1922, overleefde dit niet.

Hij nam deel aan operatie Bodenplatte met als doel vliegveld Brussel-Grimbergen. Zijn toestel werd neergeschoten door luitenant Dick Audet in een Spitfire van het 411 Squadron. De Focke-Wulff behoorde tot een groep van 900 toestellen die waren opgestegen in een offensief tegen de oprukkende geallieerde troepen.

Dit liep uit op een rampdag voor de Duitsers, want liefst 255 toestellen werden neergehaald. Het lichaam van vlieger Van Hooven ‘verdween’ in het veen en werd pas ruim een jaar later, op 26 augustus, teruggevonden en geborgen.

Aloysius werd eerst begraven op de rooms-katholieke begraafplaats in Haaksbergen en herbegraven op 20 maart 1957 in Ysselsteyn

F16-fotoverkenner

In het veengebied tussen de voormalige Stratersdijk en de Veenweg stortte op donderdag 11 februari 1988 rond 14.00 uur een F16-fotoverkenner van de Koninklijke Luchtmacht neer. De vlieger, luitenant Mark Brouwer (28), wist zich met zijn schietstoel in veiligheid te brengen. Het toestel had tijdens een verkenningsvlucht motorproblemen gekregen. Toen een poging om terug te keren naar Vliegbasis Twenthe niet mogelijk bleek, wist hij zich met zijn schietstoel in veiligheid te brengen.

 

De J-639 van het 306 Squadron op de vliegbasis Volkel was de zestiende Nederlandse F16 die sinds de aanschaf van dit type in 1979 verongelukte. Buurtbewoner Bernard Kamphuis zag het ongeluk gebeuren. Hij was met zijn broer Herman en buurman Bernard Rupert aan het houtzagen op zo’n 100 tot 150 meter afstand van de plek waar de straaljager neerkwam. Eerst dacht hij de dat de piloot een bijzondere oefening moest uitvoeren, want “ze vliegen wel eens vaker laag over het veen.”

Pas toen het vliegtuig tegen de grond sloeg en ontplofte, besefte hij dat er iets mis was. “Ik schrok toen echt. Een steekvlam van misschien wel 100 meter hoog, zo’n mooie paddenstoel als je op televisie wel eens ziet, werd gevolgd door een ontzettende knal en rondvliegende brokstukken. Het was eigenlijk binnen een seconde gebeurd!” Het toestel kwam vanuit de richting Duitsland over de Wennewickweg en vloog toen al erg laag. Het ging maar net goed over de boerderijen van Scholten en Schutten. Daarna maakte het een bocht en draaide richting Rekken. Ik dacht echt dat die piloot een doorstart wilde maken, je weet wel, een paar meter boven de grond en dan met vol gas weer opklimmen. Maar het vliegtuig zeilde steeds lager, waarna het bijna horizontaal met de grond in aanraking kwam”.

Het gebied boven de Stratersdijk is oud veen, waar het behalve erg nat ook erg zacht is. Het water van de Groene Plas spatte hoog op toen het toestel met de oppervlakte in aanraking kwam en over de drassige grond nog een flink eind doorschoof. De ontploffing die daarna volgde werd tot in het dorp gevoeld. Roy Dear was ten tijde van de crash boswachter in het veen. Hij herinnert zich de opruiming van de restanten van de ontplofte F16 als een bijna militaire operatie, waarin niemand het rampgebied mocht betreden tot het laatste stukje was uitgekamd.

Help, het veen staat in brand!

057199B-Veenbrand Buurse oktober 1959

Sinds mensenheugenis is het Haaksbergerveen geteisterd door veenbranden. Vooral in droge zomers kunnen het struikgewas, de heide en de turflaag goed branden, wat soms weken lang onder de oppervlakte kan doorgaan. Meestal beperkt het zich tot relatief kleine branden, maar een aantal keren is het goed raak geweest.

Zo was er op 9 mei 1935 een brand in het Armenveen en het Stobbeveen aan de zuidkant van het gebied, waarbij 100 hectare natuur verloren ging. De krant schreef er beeldend over: “Het spreekt overigens vanzelf dat de bosch- en veenbrand een prachtigen aanblik bood. (…)

De vlammen loeiden en gierden, het was of een storm de bosschen teisterde. Met fel geknetter werden telkens nieuwe groepen bosch en hei overmeesterd. Het element vuur was hier in ongekende hevigheid te aanschouwen. (…) Er ontwikkelde zich een zoo zware rook, dat hoewel de hemel volkomen onbewolkt was, de zon af en toe geheel verduisterd werd.

Een vaalroode gloed streek over het landschap en als de felle wind de rookmassa’s eens even verspreidde, was men verwonderd dat de zon nog steeds scheen. (…) 

In de dichte rookmassa kon men geen hand voor oogen zien, gebrek aan zuurstof belemmerde de ademhaling, de rook perste tranen uit de oogen en ten overvloede veroorzaakte het vuur een zoodanige hitte, dat wenkbrauwen en oogharen dreigden te verschroeien.”

057199C-Veenbrand Buurse oktober 1959