De schaapskudde

Het Schoonebeeker Heideschaap

Voordat de kunstmest bestond, was de Schoonebeeker een geliefd en veel gehouden schaap. Na de komst van kunstmest was het gauw gedaan met de Schoonebeeker; ze werden vervangen door de hoogproductieve moderne schapenrassen. Het aantal zuivere Schoonebeekers nam af tot enkele tientallen. Dat het ras nu nog bestaat is te danken aan Hendrik Noordhuis; hij bezat in 1962 de laatste kudde zuivere Schoonebeekers.  In het boek ‘SCHAPEN in de weiden van de lage landen’ staat op pagina 61 meer beschreven over hoe hij deze behouden heeft.

De Schoonebeeker is met een schofthoogte van 70 cm en een gewicht van gemiddeld 70 kg het grootste heideschaap. Het is het meest bonte heideschapenras dat bestaat. Ze staan hoog op de poten, hebben een lang lijf, een smalle kop met een gebogen neusbeen en zonder horens. Vooral de smalle kop maakt dat de ooien vrijwel altijd zelfstandig kunnen werpen. Een ooi krijgt 1 à 2 lammeren per worp en kan deze meestal zelf grootbrengen. De lammeren hebben veel vlekken welke op latere leeftijd niet tot nauwelijks meer zichtbaar zullen zijn. De lange steile wol is geliefd bij vilters en spinners

Schoonebeekers zijn zeer selectieve eters. Ze grazen vooral de zachtere grassen. Als er genoeg voedsel te vinden is, zullen ze bijzondere plantensoorten waarschijnlijk laten staan.

Onze kudde heeft ongeveer 100 zuivere volwassen stamboek ooien en 2 stamboek rammen.

Het Coburger Fuchs Schaap

De Coburger Fuchs heeft zijn naam te danken aan de provincie Coburg in het noorden van Beieren en aan zijn uiterlijk: kleur van de poten en kop doen denken aan de vos. Aan het begin van de twintigste eeuw had zestig procent van de schapen in Coburg een vossenkop.
En niet alleen daar. Van de Coburger Fuchs lopen lijnen naar andere Europese landrassen: de Solognote in Frankrijk en de Ardense Voskop in België. Waarschijnlijk zijn ze verre verwanten van elkaar.
De uiterlijke gelijkenis van deze drie rassen is in elk geval opvallend: alleen de rammen zien er anders uit. Die van de Coburger Fuchs en de Solognotes hebben, in tegenstelling tot de Ardense voskop, geen horens. Ook is er een duidelijk verschil in karakter. De Ardense voskop staat te boek als schuw, de Coburger Fuchs als rustig, de Solognote als nieuwsgierig.
Het resultaat van een halve eeuw fokken en kruisen is een sterk en stevig gebouwd schaap, bruin van kleur, met een lange levensduur, niet alleen geschikt voor de hobby maar ook goed voor de begrazing.

Veel ooien zijn het hele jaar door vruchtbaar en werpen 1 tot 2 lammeren per worp. De lammeren zijn bij de geboorte kastanje roodbruin van kleur. Tussen de zes en twaalf maanden verandert de kleur, naarmate de wol begint te groeien, naar een iets lichtere tint. De oorspronkelijke kleur blijft dan meestal nog zichtbaar aan de binnenzijde van de hals, poten en staart. De wol van de Coburger Fuchs leent zich goed voor het spinnen, weven en vilten. De wolproductie varieert van ongeveer 4 (ooi) tot 5 kilo (ram). De kop van de rammen en ooien zijn onbewold, net als de poten.

Onze kudde bestaat uit ongeveer 120 Coburger Fuchs ooien en 4 rammen.

Onze Rammen

Bij het voorjaar horen lammetjes, maar voor er lammetjes geboren kunnen worden moeten deze eerst gemaakt worden. Hier zijn uiteraard ook rammen voor nodig (manlijke schapen). Wij gebruiken rammen van 5 verschillende rassen, verdeeld in 2 doelgroepen: vleesrassen en landrassen. De vleesrassen zijn de Charollais, de Ile de France en de Dorper. De landrassen zijn de Coburger Fuchs en het Schoonebeeker heideschaap.

In het dekseizoen verdelen we de ooien in verschillende groepen. De vleesgroep van forse ooien laten we dekken door de Charollais. In augustus komen de rammen bij de ooien, die dan ongeveer 152 dagen (5 maanden min 5 dagen) later werpen.

Duitse Witkop

Zowel de rammen als de ooien van de Duitse witkopschapen zijn hoornloos en hebben een pluk wol op de kop. De neusspiegel en klauwen zijn zwart van kleur, als we het over het oude type hebben. Het nieuwe type heeft een witte neusspiegel. De dieren zijn vroeg rijp en hebben een lange bronstijd. Het is een vrij groot vleesschaap, met goede moedereigenschappen dat gemakkelijk aflammert. Het zijn oplettende schapen, vrij rustig en gemakkelijk in de omgang.

De Geiten

Wanneer je de kudde eens in het veen gezien hebt, zal het waarschijnlijk opgevallen zijn dat er ook geiten tussen de schapen lopen. Zij spelen ook een belangrijke rol in de begrazing. Een combinatie van schapen en geiten is ideaal, omdat de geiten eten wat de schapen laten staan en afblijven van de zachte grassen en grazige planten die de schapen zo graag lusten. Geiten doen zich vooral tegoed aan harde grassen, kruiden, brandnetel, bramen en twijgjes (zoals van de berk). 

Daarnaast beïnvloeden zij ook het gedrag van de schapen. De geiten eten ook op hoogte, dit doen ze door op de achterpoten of tegen de boom te gaan staan. De schapen zien dit en kopiëren het gedrag. Het eetgedrag wordt hierdoor een stuk efficiënter.
Voorheen hadden we voornamelijk Nederlandse landgeiten in de kudde lopen, later zijn we begonnen met het inkruisen van boergeiten. Die zijn een stuk kalmer, sterker, forser en beter binnen de hekken te houden dan landgeiten.
Bij onze schapen lopen ongeveer 25 geiten en 2 bokken.